dinsdag 3 maart 2015

1e les bloedsomloop

Gelijk de eerste les na de vakantie waarin ik de lessenserie heb geschreven heb ik de 1e les al kunnen geven. Spannend! Gaat het wel goed? Vertel ik alles wel? Vergeet ik niks? Ga ik niet te snel? Wat als ik te snel ga?

Vandaag 2 V2 klassen de 3e V2 klas had CITO toetsen vandaag.

het 2e lesuur
Het verloop van de les voelt stroef aan. Ik begin met de vraag richting de leerlingen waarom hebben we een bloedsomloop? Ik laat me verleiden  door vingers en roepende leerlingen... (hoe kan ik dat stoppen?)

Ik krijg gelijk al vragen waar ik niet genoeg van weet. (Is een kwal een eencellige? Nee. Heeft ie een bloedsomloop? ehhhhh) Ik probeer terug te gaan naar mijn eigen voorbeeld. Ik vind het lastig om toe te geven dat ik iets niet weet.

Ik zit helemaal vast als ik iets over insecten vertel maar volledig de plank mis sla. Ik moet er echt op letten dat ik alleen dingen ga vertellen waarvan ik zeker weet dat het waar is.

En dan is de ppt al klaar en heb ik nog tijd over? Wat kunnen ze nu nog doen? Ik vraag aan mevrouw F en besluit ze te laten lezen en vragen te laten maken.

Commentaar mevrouw F op deze les:
Het opstarten van de les duurt erg lang

Het voorbeeld van de kwal: als je hier niets mee kunt ga dan terug naar je eigen voorbeeld!

Jammer van de insecten! Het heen en weer bewegen van het achterlijf is voor de ademhaling. Insecten hebben een open bloedsomloop en meerdere harten. (Ooooo jaaa)

Ppt is beter  zichtbaar als de lampen uit zijn en de gordijnen dicht.

Het 4e lesuur.
Ook in deze les begin ik met de vraag waarom we een bloedsomloop hebben. Deze lln lijken het redelijk snel te begrijpen en al snel heb ik het antwoord wat ik wilde hebben. Ik ga daardoor snel door de stof heen en ben dus zo klaar. Wat nu? Ik kan geen laptops meer regelen. Ik kijk weer naar mevrouw F. voor hulp. Ik besluit door te gaan met de ppt van het hart. Ik laat me verleiden door leerlingen in te gaan op een vraag die er eigenlijk niks mee te maken heeft of die later in het hoofdstuk aan bod komt. Ik beantwoord hun vragen en verlies daarmee de aandacht van de rest van de klas.

Ook hier ga ik weer vrij snel doorheen en binnen no time zit ik bij de antwoorden van opdracht 1... en het einde van de les.

  Commentaar mevrouw F op deze les:
Leerlingen kunnen de studieplanners wel uitdelen: 
+ gaat sneller
+ jij houdt overzicht
+ kun je alvast beginnen
- heb je niet even de tijd en kans op een praatje

Lastig om ze tot rust te krijgen, het blijft een beetje rommelig

T. is een zittenblijver, hij weet daarom de antwoorden al omdat hij het verhaal vorig jaar ook al heeft gehad.

Je gaat heel snel door de stof. de ppt over het hart zou je dus ook nog wel kunnen doen. (Bij het maken van de planner heb je dus de tijd niet goed ingeschat)

De eerste ppt zou langer geduurd hebben als jij minder in 1 keer verteld had, maar meer aan de klas overgelaten had. een denkstilte is niet erg. Je mag ze best tijd gunnen om ergens over na te denken.

CO2 wordt niet in de rode bloedcellen vervoerd. Het staat wel zo in het boek, dus dat laten we zo.

Je laat je wel afleiden en de rest van de klas doet niet meer mee. het is een onderonsje geworden. de vraag over het hartaanval had je kunnen parkeren : We komen hier op terug in les... lbz 24 blok 10. De vraag waarom je bloedvaten van buiten blauw zijn had je kunnen verwachten. dit heeft te maken met de golflengte van het licht. Op dit soort momenten leun je nog erg op mij.

Je had leerlingen best mogen vertellen dat je opdracht 1 bij langs ging. Geef hierbij aan dat ze eerst moeten opletten en later het geheel mogen overnemen. Eerst benoemen en uitleggen en dan later pas invullen op de ppt? Komt de ppt op magister?

MISCONCEPT: alle slagaders zijn zuurstofrijk en alle aders zuurstof arm! Het moet zijn: Alles wat van het hart afgaat zijn slagaders en wat naar het hart toe gaat aders.

Waar wil ik de volgende keer aan werken?
  • Ik wil minder op mevrouw F. leunen. Ik leun erg op haar op momenten dat ik het niet weet of niet zeker weet. Dit gaat ten koste van mijn geloofwaardigheid richting de klas.
  • Ik wil er aan werken om tegen de leerlingen te zeggen als ik iets niet (zeker) weet: ik kan niet alles weten. Ik ben vrij om achteraf dingen voor ze uit te zoeken.  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten